Genesis 26

De HEERE verschijnt aan Izak

Izak heeft het land nooit verlaten zoals Abraham, hij is nooit naar Egypte gegaan. Hij is er wel vlakbij geweest, in Gerar, dat is het deel van het land waar de Filistijnen het te zeggen hebben. Hij gaat naar Gerar omdat er honger is in het land. Honger is vaak een beproeving van God om te zien hoe we reageren (vgl. Gn 12:10; Ru 1:1), om te zien waar ons hart is. Zegeningen bergen het gevaar in zich dat we de bron ervan, dat is God, vergeten.

Izak begeeft zich in de invloedsfeer van de Filistijnen, die een beeld zijn van de naamchristenen. Hij herhaalt daarmee de fout van zijn vader Abraham (Gn 20:1). Als zijn vertrouwen op de HEERE zou zijn geweest, zou hij niet daarheen zijn gegaan. Izak verblijft in het grensgebied. Daar verschijnt de HEERE aan hem en vertelt hem wat Hij hem zal geven. Hij hoeft niet naar de Filistijnen te gaan. De HEERE herinnert hem aan de zegen die Hij in het land heeft dat Hij aan Abraham gezworen heeft hem te zullen geven.

Ook bevestigt Hij de belofte, en nu aan Izak persoonlijk, dat zijn nageslacht zal zijn als de sterren aan de hemel. De belofte is gegrond op de gehoorzaamheid van Abraham aan Gods bevelen, bovenal dat hij zijn zoon heeft geofferd, een beeld van het offer van Christus. Ondanks alles wat de HEERE zegt, blijft hij in Gerar wonen.

Leugen van Izak

Dat Izak zich niet in de juiste positie bevindt, blijkt wel uit zijn loochening van zijn verhouding tot Rebekka. Dat is ook het gevolg bij Abraham als hij niet daar is waar God hem heen heeft gestuurd. Het beeld van Abraham die zijn verhouding tot Sara loochent is het beeld van iemand die het leven uit genade prijsgeeft. De loochening van Izak van zijn verhouding met Rebekka geeft het beeld van iemand die de beginselen van de gemeente prijsgeeft.

Izak die zich aanpast aan het leven van Gerar, de Filistijnen, is het beeld van iemand die zich aan het leven van de naamchristenen aanpast. Het leven op aarde neemt een grote plaats in, terwijl het hemelse leven van de gemeente niet wordt geleefd.

Toch wordt hij ‘betrapt’ op zijn ware verhouding tot Rebekka. In zijn hart heeft hij die verbinding niet prijsgegeven. Een ‘geheime’ belijdenis is niet passend voor een christen, net zomin als voor Izak. Innerlijke verlangens en uiterlijk gedrag horen met elkaar overeen te stemmen. Wat de mond belijdt, behoort weer te geven wat er in het hart aanwezig is. Izak wordt erom berispt, wat een smaad voor hem betekent.

Waterputten

Het is merkwaardig dat de HEERE Izak in Gerar zegent. Daar heeft Hij Zijn bedoeling mee. Het is Zijn manier om Izak uit Gerar weg te laten trekken.

Door zijn vele bezittingen komt er jaloersheid bij de Filistijnen en strijd om waterputten. De putten die zijn vader Abraham heeft gegraven, zijn door de Filistijnen dichtgestopt. Waterputten, waarin we een beeld kunnen zien van het veelzijdige Woord van God waaruit geloofsmannen in het verleden hebben geput, worden met aarde, dat een beeld is van de dingen van het leven, dichtgegooid. Als het leven vol is van alles wat de wereld heeft te bieden, is er geen verlangen meer naar het lezen van de Bijbel, de put zit dicht. Ook wat gelovigen vóór ons hebben opgegraven uit Gods Woord en in commentaren hebben opgeschreven, blijft dan voor ons afgesloten. Er is geen belangstelling voor Gods Woord en voor boeken die Gods Woord uitleggen en toepassen.

Izak graaft de dichtgestopte putten weer op. Zo is het ook voor ons mogelijk dichtgegooide putten in persoonlijk geloof weer te openen. Dan moeten we eerst ‘de aarde’, waarmee de putten zijn dichtgegooid, uit ons leven verwijderen. Dat wil zeggen dat de aardse dingen die ons leven vullen niet meer die overheersende plaats hebben.

Dit opent de weg om gebruik te maken van wat anderen uit het Woord hebben ontdekt en opgegraven (Jb 8:8; 10). Hoewel wij van het licht van vorige tijden gebruik moeten maken, wil dat niet zeggen dat we daarbij stil moeten blijven staan. We zullen zelf moeten onderzoeken, zodat de kennis zal toenemen (Dn 12:4). De ontdekkingen die we dan doen, zijn voor ons nieuw, maar het zijn dezelfde dingen die gelovigen in vroeger tijden ook hebben ontdekt. De waarheden die we uit Gods Woord leren, moeten we altijd met dezelfde namen blijven noemen – ”hij gaf ze dezelfde namen als zijn vader ze gegeven had” – en er ook geen andere betekenis aan geven.

Als het opengraven van waterputten gebeurt in het land van de Filistijnen, de christenheid, waar naamchristenen het voor het zeggen hebben, is onenigheid het gevolg. Naamchristenen claimen de waarheid, maar dan wel hun eigen idee over de waarheid, terwijl ze de waarheid van Gods Woord verwerpen. Als we met de waarheid van Gods Woord komen, zullen ze daar ruzie over maken.

Om die onenigheid niet meer te hebben is afzondering noodzakelijk. Izak breekt dan ook op en gaat ergens anders heen. Het gevolg daarvan is dat hij een put graaft waarover geen onenigheid ontstaat. Hij erkent hierin de goede hand van de HEERE en geeft de put een naam die spreekt van de ruimte die hem door de HEERE is gegeven. Afzondering van het kwaad betekent loskomen van menselijke bindingen om in vrijheid de HEERE te kunnen dienen door de kracht die we op telkens nieuwe wijze uit Zijn Woord mogen putten.

Verbond van Izak met Abimelech

Als Izak zich heeft losgemaakt van de Filistijnen, vertrekt hij uit hun land en gaat in Berseba wonen, net over de grens in het uiterste zuiden van het beloofde land. Daar verschijnt de HEERE aan hem, daar wordt hij door de HEERE bemoedigd, daar bouwt hij een altaar, daar slaat hij zijn tent op en daar graven zijn dienaren een put. De verschijning van de HEERE en wat Hij tegen Izak zegt, maakt van Izak een aanbidder (altaar), een bewuste pelgrim (tent) en een zoeker naar meer van de waarheid (put graven). Wat een bijzonder herstel na zijn afwijken!

Als Izak bij de Filistijnen woont, zijn er verwijten aan zijn adres. Zijn leven getuigt er daar niet van dat de HEERE met hem is. Nadat hij zich van de Filistijnen heeft afgezonderd, komt er erkenning van de kant van de Filistijnen dat de HEERE met hem is (vgl. Sp 16:7).

Ezau en zijn vrouwen

Ezau lijkt op Kaïn. Van allebeide staat dat zij zelf een vrouw nemen. Zowel Adam als Izak krijgt zijn vrouw van de HEERE. Ezau kiest zijn vrouw uit een van de volken van het land van wie de HEERE later zegt dat Hij ze zal uitroeien en verdrijven (Ex 23:23; 28; Ex 33:2; Ex 34:11). Hieruit blijkt dat het eerstgeboorterecht voor hem geen enkele rol speelt, hij houdt er geen rekening mee.

De eigen wil van Ezau in de keus van zijn vrouw(en) is een groot verdriet voor zijn ouders. Vandaag is het ook voor veel ouders een groot verdriet als hun kinderen zich in de keus van hun partner niets aantrekken van alles wat ze daarover thuis uit Gods Woord hebben gehoord.

Copyright information for DutKingComments